Geschiedenis en traditie

Oudheid

Van oudsher wordt met valkerij de kunst van het vangen en africhten van roofvogels ten behoeve van de jacht bedoeld en werd in eerste instantie voornamelijk ingezet voor voedselvoorziening. Uit archeologische vondsten in het huidige Irak en China blijkt dat deze jachtmethode al sinds vele honderden jaren voor het begin van onze jaartelling door de mens wordt gebruikt. Getuige de vele teksten met verwijzingen naar de valkerij die wereldwijd in vrijwel elke oude cultuur te vinden zijn, valt aan te nemen dat niet alleen op deze plaatsen de valkerij actief werd bedreven maar ook dat al ver voor de uitvinding van het schrift de valkerij op een georganiseerde wijze werd beoefend.

Middeleeuwen

Over het algemeen denken de meeste mensen dat valkerij enkel een tijdverdrijf was voor de adel. Deze gedachte is onjuist en ontspringt uit het feit dat over het leven van de adel veel meer is geschreven in tegenstelling tot het leven van de lagere sociale klassen van weleer.
In eerste instantie was het voor iedereen mogelijk om de valkerij te beoefenen en werd dit pas veel later in de Middeleeuwen, met de privatisering van grond, beperkt tot een tijdverdrijf dat alleen de adel mocht uitoefenen. De valkerij werd beschouwd als een kunst en was een ambacht dat veelal mondeling van mentor op leerling werd overgedragen. Er was weinig sprake van uitwisseling van kennis tussen valkeniers en er waren weinig tot geen geschreven teksten over het onderwerp beschikbaar. Het boek “De Arte Venandi Cum Avibus” van Frederick II is het, voor zover bekend, eerste boek waarin de volledige kunst van de valkerij in al zijn facetten wordt beschreven. Het is gebaseerd op een uit het Arabisch naar het Latijn vertaald werk van “De Scientia Venandi per Aves” en observaties en experimenten uitgevoerd door Frederick II zelf.

Het vluchtbedrijf was een onderdeel van de opvoeding van de jonge adel en hieruit is het beroep van valkenier tot wasdom gekomen. De adel ging namelijk geregeld uit jagen met de jachtvogels, maar liet de dagelijkse verzorging en training over aan de valkenier.

Nederlandse beroepsvalkeniers

Met het inzetten van een beroepsvalkenier werd de basis gelegd voor de faam van de Nederlandse valkeniers. Het Kempische heidegebied was gelegen op de trekroute van de slechtvalk en schaars bebost, waardoor relatief eenvoudig grote aantallen valken konden worden gevangen waarmee kon worden voorzien in de toegenomen vraag naar jachtvogels door de adel.
In Arendonk zou hier al vanaf de tiende eeuw sprake van zijn, maar het bekende Nederlandse Valkerij-erfgoed heeft voor het grootste deel zijn oorsprong in de zestiende eeuw en beleefde zijn hoogtepunt een eeuw later.
Naast Arendonk ontwikkelde vooral Valkenswaard zich toen als centrum van de valkerij, maar ook Leende en Leenderstrijp kunnen worden gezien als bakermat van de kunst van het vangen en africhten van jachtvogels.
In de Kempen werd een gespecialiseerde industrie ontwikkeld waarbij in de herfst de valken onder boognetten werden gevangen. Vervolgens liet men de vogels wennen aan de omgang met mensen en daarna werden ze getraind en afgericht voor de vlucht. De Nederlandse valkeniers vervaardigden zelf ook de benodigde fournituren zoals huiven, bellen, riemen en schoenen.

Vele vorstenhuizen maakten gebruik van de kennis en kunde van de Nederlandse valkeniers en hun materialen waardoor de welvaart in de hele regio enorm toenam. Tot in de negentiende eeuw kon iemand die in het bezit was van een getrainde valk zijn gezin goed onderhouden.

Terugval

Het losbarsten van de Franse Revolutie aan het eind van de achttiende eeuw leidde tot het verval van de valkerij. Doordat de macht en privileges van de Europese aristocratie hen massaal werden ontnomen, waren de hoge kosten voor het in dienst hebben van een valkenier en het houden van jachtvogels nog maar moeilijk op te brengen. De teruggang van de valkerij werd in de negentiende eeuw nog verder versterkt door de landschapsveranderingen veroorzaakt door ruilverkaveling. Ook de opkomst van het hagelgeweer zorgde ervoor dat het jagen met jachtvogels steeds minder werd beoefend.

Afname vogelstand en bescherming met gevolgen

Door vervolging en vergiftiging met pesticiden nam de roofvogelstand in Nederland vanaf de jaren vijftig tot aan het eind van de jaren zestig drastisch af waardoor de valkeniers niet meer verantwoord hun jachtvogels uit de natuur konden vangen.
De bepalingen in de Vogelwet, de Jachtwet en de Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora, oftewel CITES, alsmede het verbod op het gebruik van DDT als pesticide in de landbouw zorgden voor de hoognodige druk van de ketel bij in het wild levende populaties waardoor deze de mogelijkheid kregen zich te herstellen. Een aantal valkeniers heeft aan dit herstel bijgedragen door mee te helpen bij het opstellen van betrouwbare fokprogramma’s.
Een bijkomend nadelig gevolg van de beschermende wetgevingen was echter dat het haast onmogelijk was gemaakt om het vluchtbedrijf uit te voeren. Men kon moeilijk aan de hiervoor benodigde roofvogels komen en ook mogelijkheden voor de jacht waren beperkt.
Slechts een enkeling had nog de gelegenheid en het benodigde doorzettingsvermogen om de valkerij uit te blijven oefenen.

Ommekeer

Daar kwam verandering in toen het Europese Hof in 1996 met het arrest-Vergy verordonneerde dat Europese lidstaten een uitzondering moesten maken in de beschermende wetgeving door de mogelijkheid te bieden om in gevangenschap gekweekte vogels van beschermde Europese soorten te bezitten, te vervoeren, tentoon te stellen en te verhandelen. Hiermee werd het voor de valkeniers weer mogelijk om jachtvogels te houden en door het invoeren van de Flora- en Faunawet in 2002 kwamen er ook weer mogelijkheden om te jagen en het oorspronkelijke vluchtbedrijf in zijn volledigheid uit te oefenen.

Vandaag de dag staat elke geoorloofde manier van jagen omschreven in de Flora- en Faunawet en valt in ofwel de categorie beheer ofwel de categorie schadebestrijding. De term ‘plezierjacht’ is in Nederland niet van toepassing. Het plezier voor de valkenier zit niet in het doden van dieren, maar in het op zichtafstand mogen meemaken hoe roofvogels hun natuurlijke eigenschappen en kwaliteiten aanwenden om prooien te slaan. De vlucht is belangrijker dan de geslagen prooi, maar het vliegen zou zinloos worden zonder (het slaan van) prooi.

Voor de valkerij mogen alleen een in gevangenschap gekweekte havik of slechtvalk worden gebruikt. Er worden geen roofvogels uit de vrije natuur genomen voor gebruik in de valkerij.
Jagen met een roofvogel uit de vrije natuur wordt bij uitzondering door de Wet toegestaan in het geval van gewonde of verweesde roofvogels. Hiervoor is een specifieke asielvergunning vereist waarvan alleen gebruik mag worden gemaakt voor rehabilitatie en voorbereiding voor herintroductie in het wild.

Valkeniers en valkenhouders

Onder de huidige wetgeving is het iedereen toegestaan een in gevangenschap gefokte roofvogel te houden, maar alleen het houden en verzorgen van een roofvogel heeft niks van doen met de valkerij. Ook de mensen die zich enkel bezighouden met het geven van demonstraties met een roofvogel mogen zich geen valkenier noemen. Dit komt doordat zij hun roofvogel louter op een kunstprooi of aas laten vliegen en er niet mee jagen.
Praktisch gezien is iemand een valkenier indien hij in staat is een roofvogel te trainen zodat deze onder aanvoering met regelmaat succesvol een aangewezen, natuurlijke prooi in een natuurlijke omgeving weet te slaan. Echter stelt de Wet dat iemand zich pas valkenier mag noemen als diegene de opleiding tot valkenier succesvol heeft afgerond en in het bezit is van een valkeniersakte. Essentiëel voor de opgeleide valkenier is niet het jagen, maar de voortdurende zorg voor een optimaal welzijn van de jachtvogel en de continuë inzet om de natuurlijke leefwijze zo nauwgezet mogelijk te benaderen waar de jacht een onderdeel van is.

Erfgoed en toekomst

Door de erkenning van de traditionele valkerij als Internationaal Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid door UNESCO in 2010 en de erkenning van de Nederlandse valkerij als Nationaal Immaterieel Cultureel Erfgoed door de Nederlands Overheid in 2013 worden huidige valkeniers bijgestaan hun ambacht levend te houden. Het opzetten en aanbieden van een gedegen opleiding, het promoten en zichtbaar maken van het vluchtbedrijf, het documenteren en bundelen van kennis en het blijven praktiseren van de traditionele valkerij zijn hierdoor meer dan ooit tot een integraal deel van de valkerij verworden teneinde deze prachtige traditie te kunnen blijven doorgeven aan volgende generaties.

Voor meer informatie zie: